Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar verkeerd heeft gehandeld in reactie op het verzoek van X om een afzonderlijke WOZ-beschikking te nemen voor het mandelig eigendom.

X is eigenaar van een appartement en tevens (voor 1/763ste deel) mandelig eigenaar van de openbare ruimte bij het appartementencomplex. X vraagt de gemeente om voor dit mandelig eigendom een afzonderlijke WOZ-beschikking af te geven.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar verkeerd heeft gehandeld in reactie op het verzoek van X om een afzonderlijke WOZ-beschikking te nemen voor het mandelig eigendom. De rechtbank legt uit dat dit mandelig aandeel in het openbare gebied rondom het appartementencomplex van X al is betrokken in de WOZ-beschikking voor het appartement. Omdat per jaar slechts één waardebeschikking kan worden afgegeven, heeft de heffingsambtenaar het verzoek van X ten onrechte opgevat als een verzoek om een afzonderlijke beschikking ex. art. 22 Wet WOZ. De heffingsambtenaar had het verzoek moeten aanmerken als een bezwaar tegen de WOZ-beschikking voor het appartement. De rechtbank herstelt die fout en oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van het mandelige eigendom terecht heeft meegenomen in de WOZ-waarde van het appartement (zie Rb. Midden-Nederland 5 juli 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3615, V-N Vandaag 2019/2814).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 22

Wet waardering onroerende zaken 17

Wet waardering onroerende zaken 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 31 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen