Belanghebbende, de gemeente Aalten, zorgt in de jaren 2004 t/m 2007 voor de bouw en verbouw van een aantal scholen. Na de voltooiing van de nieuwbouw draagt de gemeente de gebouwen over aan een stichting, die ze gaat verhuren aan twee schoolverenigingen. De overdrachtsprijs ligt beduidend lager dan de kostprijs van de scholen. De gemeente brengt de btw in aftrek die haar in rekening is gebracht ter zake van de verbouwingen en de bouw van de nieuwe schoolgebouwen. De Hoge Raad casseert het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden dat de gemeente Aalten zich bij de constructie met betrekking tot de nieuwbouw schuldig heeft gemaakt aan misbruik van recht (HR 25 april 2014, nr. 13/00959, V-N 2014/25.19). Indien het hof bij zijn oordeel is uitgegaan van de rechtsopvatting dat het tussenschuiven van de stichting op zich misbruik van recht oplevert, berust dit oordeel dus op een onjuiste rechtsopvatting. Indien het hof wel is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting, behoeft het hofoordeel, dat sprake is van misbruik van recht, nadere motivering.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat de verkoop van nieuwbouwscholen door de gemeente Aalten geen misbruik van recht oplevert. Het stond de gemeente volgens het hof vrij te besluiten tot een privaatrechtelijke vormgegeven overdracht van de scholen aan een stichting (waarbij de omvang van de belastingschuld beperkt zou blijven). Hieraan doet niet af dat de gemeente een verkoopprijs heeft bedongen en ontvangen die lager is dan de kostprijs van de nieuwbouwscholen. Het hof verwerpt het standpunt van de inspecteur dat helemaal geen sprake is van een koopsom en dat de gemeente geen vergoeding heeft bedongen voor de overdracht aan de stichting. Het hof verklaart het hoger beroep van de gemeente gegrond, vernietigt de rechtbankuitspraak en de naheffingsaanslagen omzetbelasting. De vernietiging van de rechtbankuitspraak in het verwijzingsarrest, vat het hof op als een kennelijke verschrijving.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15