Belanghebbende, de heer X, koopt in 1988 en 1989 ruim 10 ha grond en een nabijgelegen woning met schuur. Aanvankelijk verhuurt X de grond aan derden. Vanaf 2000 gaat X er zelf professioneel schapen houden. In 2009 verkoopt X de grond en de woning voor € 800.000 en vertrekt hij naar het buitenland. In geschil is of de verkoopwinst van de grond – inclusief het bedrijfserf – geheel onder de landbouwvrijstelling valt. Volgens Rechtbank Noord-Holland maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de verkoopprijs mede is beïnvloed door andere factoren dan de beoogde voortzetting als agrarisch bedrijf of door de wens van de koper om op een mooie plek te wonen. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank de bewijslast onjuist had verdeeld, doch dat X aannemelijk maakt dat de grond is verkocht aan een agrarische ondernemer die deze ook als zodanig is blijven aanwenden. Het maakt niet uit dat de koper vanwege de fraaie ligging een hoge prijs wilde betalen en dat de oude woning is vervangen door een nieuwe onder architectuur gebouwde woning. De inspecteur stelt vergeefs dat de aanwijzing als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet tot gevolg heeft dat van een rendabele exploitatie in het kader van een landbouwonderneming geen sprake kan zijn. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.
Lees ook het thema Landbouwvrijstelling: Heden, verleden en toekomst.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting
Dossiers: Agro
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 23 januari