Volgens Hof Den Haag is X terecht geïdentificeerd als rekeninghouder van een rekening bij de KB Lux. De correctie van de rendementsgrondslag wordt echter beperkt vanwege opname van het totale banktegoed door de zoon in het jaar 1994. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

In het kader van het Rekeningenproject heeft de inspecteur X geïdentificeerd als rekeninghouder van een bij de KB Lux aangehouden rekening. X heeft geen gegevens van een buitenlandse bankrekening in zijn aangiften inkomstenbelasting vermeld. Op 25 november 2002 is door een medewerker van de FIOD een proces-verbaal van de identificatie van X als rekeninghouder opgemaakt. De inspecteur corrigeert de aangiften ib/pvv van X over de jaren 2004 tot en met 2008. In beroep is onder andere in geschil of deze correcties ter zake van buitenlandse banktegoeden terecht zijn aangebracht. Volgens Rechtbank Den Haag is X terecht geïdentificeerd als rekeninghouder van een rekening bij de KB Lux. Gelet op de tenaamstelling van de rekening is de rechtbank van mening dat X samen met zijn zoon moet worden aangemerkt als gerechtigde tot de rekening, ieder voor het geheel. X heeft voor de desbetreffende jaren niet de vereiste aangifte gedaan. De bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. X slaagt er vervolgens niet in aan te tonen in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Volgens de rechtbank zijn de aanslagen gebaseerd op een redelijke schatting. X komt in hoger beroep.

Hof Den Haag (MK I, 31 december 2014, BK-13/01736 t/m 13/01740, V-N Vandaag 2015/300) beslist dat de rechtbank X terecht als rekeninghouder heeft geïdentificeerd. In alle fasen van het geding - vanaf het ontvangen van de microfiche door de Nederlandse fiscale autoriteiten tot het vaststellen van de in geschil zijnde aanslagen - heeft de inspecteur voortvarend gehandeld. De correctie van de rendementsgrondslag dient echter in elk van de jaren te worden beperkt tot € 45.378, aldus het hof. Het hof gaat ervan uit dat dit het volledige tegoed was op de bankrekening. Dit tegoed is in het jaar 1994 door de zoon van X opgenomen voor eigen doeleinden. X heeft door de opname een vordering op zijn zoon gekregen ter grootte van het saldo van de rekening. De aanslagen worden daarom verminderd. De inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten voor het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen