X doet aangifte inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over 2004. In 2007 volgt de definitieve aanslag met een correctie op die aangifte. In de jaren daarna verzoekt X een aantal keer om uitstel van betaling en dient X een verzoek om middeling in. Het verzoek om middeling wordt gehonoreerd. In 2020 dient X bezwaar in tegen de definitieve aanslag IB/PVV 2004. De inspecteur verklaart het bezwaar niet ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. X is van mening dat de bezwaartermijn niet is verstreken omdat de aanslag nooit bekend is gemaakt.
Rechtbank Noord-Holland onderzoekt of een aanslag inkomstenbelasting op de juiste wijze bekend is gemaakt omdat belanghebbende de ontvangst daarvan ontkent. De rechtbank komt – na overwegingen over de bewijslastverdeling conform de lijn van de Hoge Raad – tot het oordeel dat de ontkenning evident ongeloofwaardig is en daarmee de juiste bekendmaking van de aanslag aannemelijk is, ook al kan de inspecteur vanwege het tijdsverloop geen verzendbewijs overleggen. Zodoende is het bezwaar tegen de aanslag te laat. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 6:8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 3:41
Algemene wet inzake rijksbelastingen 3:40
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 31 januari