Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de betalingen door de partner van belanghebbende aan zijn ex in Marokko niet bij de rechter afgedwongen kunnen worden, zodat de betalingen geen aftrekbare alimentatie vormen.

Belanghebbende (X) is partner van Y, die getrouwd is geweest met de moeder (Z) van zijn zoon De laatste twee wonen in Marokko. Het huwelijk met Z is ontbonden in 2004 via een akte van herroepelijke verstoting. In 2017 is die verstoting via een akte van definitieve echtscheiding definitief geworden. In de akte van 2004 noemt de Marokkaanse rechtbank een aantal door Y alsdan te verrichten eenmalige betalingen aan Z en zijn zoon. Onder andere in 2017 betaalt X daarbovenop een bedrag aan Z en zijn zoon. X merkt de betaling aan als persoonsgebonden aftrekpost.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de alimentatieaftrek sneuvelt. Er is geen rechterlijke vaststelling van een periodieke uitkering, noch een echtscheidingsconvenant dat daartoe verplicht. Ook een dringende morele verplichting tot het betalen van een periodieke uitkering, welke bij de rechter kan worden afgedwongen, wordt niet aannemelijk gemaakt. Er zijn geen stukken ter zake overgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 8 september

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen