Belanghebbende, X, is een woningbouwcorporatie die eigenaar is van een tussenwoning met berging uit 1974. De woning heeft een inhoud van ongeveer 334 m³ en is gelegen op een perceel met een oppervlakte van ongeveer 152 m². X bepleit een verlaging van de WOZ-waarde 2011 van de woning van € 116.000 naar € 105.000. In geschil is in het bijzonder hoe omgegaan moet worden met de woningen die door X zelf worden verkocht. De gemeente stelt dat deze verkoopcijfers minder bruikbaar zijn omdat X de woningen altijd tegen te lage prijzen verkoopt.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat bij het bepalen van de WOZ-waarde van een woning van een woningbouwcorporatie ook verkoopcijfers een rol kunnen spelen van woningen die door deze corporatie zelf zijn verkocht. Dit op voorwaarde dat het gaat om goed vergelijkbare woningen die op of rond de peildatum zijn verkocht. De door X verkochte woningen kunnen dus niet op voorhand worden uitgesloten zoals de gemeente zou willen. Het is echter evenmin juist om, zoals X betoogt, enkel de door X zelf verkochte woningen te gebruiken als referentie. De rechtbank oordeelt dat geen van de partijen de door hem bepleite waarde aannemelijk heeft gemaakt en stelt de waarde in goede justitie vast op € 109.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 27 maart