De Litouwse vennootschap Sveda UAB zet een Baltisch mythologisch recreatief ontdekkingspad op. Sveda laat hiervoor wegen, trappen, uitkijkposten, een plaats voor kampvuren, een informatiestand en parkeerruimte aanleggen. Op grond van een overeenkomst die Sveda met het nationaal subsidiefonds van het Ministerie van Landbouw heeft gesloten, moet Sveda het ontdekkingspad gratis openstellen voor het publiek. Het subsidiefonds verstrekt hiervoor financiële hulp ter grootte van maximaal 90% van de aanlegkosten van het pad. Sveda brengt de voorbelasting die aan haar in rekening is gebracht in aftrek. Sveda stelt daarbij dat zij in de toekomst op het gebied van toerisme zelfstandig een economische activiteit wil gaan verrichten, zoals de verkoop van levensmiddelen of souvenirs aan bezoekers van het ontdekkingspad. De Litouwse Belastingdienst staat de aftrek echter niet toe. De Litouwse rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de voorbelasting in verband met de aanleg van het mythologisch recreatief ontdekkingspad aftrekbaar is. Het Hof van Justitie EU merkt hierbij wel op dat er een rechtstreeks en onmiddellijk verband moet bestaan tussen de uitgaven in verband met het (in eerste instantie) gratis gebruik door het publiek en de verrichtingen in een later stadium die recht op aftrek doen ontstaan. Volgens het Hof van Justitie EU moet de Litouwse rechter oordelen of daar sprake van is.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 26 november