Rechtbank Gelderland beslist dat BTW verschuldigd is over de verkoop van bijna 60 voertuigen die voorheen verhuurd werden voor film en tv. De bewijslast wordt omgekeerd. De naheffingsaanslagen op basis van derdenonderzoeken en voorzichtige schatting zijn redelijk. Ook de vergrijpboete van 50% blijft gehandhaafd.

Belanghebbende drijft een eenmanszaak die tot en met 2013 (klassieke) auto’s, rekwisieten en kleding aan film- en televisieproducenten verhuurt. Na 2013 is geen omzet meer verantwoord in de BTW-aangiften. Bij een controle in 2013/2014 bleek dat er 89 voertuigen op naam van belanghebbende staan. Bij een boekenonderzoek in 2017/2018 bleek dat bijna 60 voertuigen minder op naam stonden dan vier jaar eerder. Uit derdenonderzoeken is een groot deel van de bruto-opbrengsten bij verkopen in 2015 en 2016 achterhaald. Deels is BTW in rekening gebracht op facturen. Deels zijn facturen zonder BTW uitgereikt en deels zijn geen facturen aangetroffen. Verder zijn zeven voertuigen voor € 65.000 ingeruild bij de aankoop van een Porsche Cayenne.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Dat geldt voor ieder aangiftetijdvak waarvoor BTW wordt nageheven. De BTW die belanghebbende verschuldigd was vanwege de vastgestelde opbrengsten bij de verkoop van voertuigen, betroffen zowel relatief als absoluut aanzienlijke bedragen. Dat geldt zowel voor het jaar 2015 als voor 2016. Daarnaast zijn in 2015 en 2016 nog 10 respectievelijk 15 voertuigen verkocht waarvan geen opbrengsten bekend zijn. Belanghebbende moet zich bewust zijn geweest van de onjuistheid van de BTW-aangiften en dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan BTW niet zou worden betaald. Daarom is de vereiste aangifte niet gedaan. De bewijslast wordt daarom omgekeerd en verzwaard.

Desondanks moet de naheffingsaanslag op basis van een redelijke schatting worden opgelegd. Door zoveel mogelijk uit te gaan van feitelijk gerealiseerde verkoopopbrengsten, is sprake van een redelijke schatting. Voor het overige is de Belastingdienst uitgegaan van € 1000 per voertuig. Belanghebbende heeft wel gesteld, maar niet aangetoond, dat de margeregeling van toepassing is. Ook blijkt nergens uit dat van te hoge verkoopprijzen is uitgegaan. De correctie is een redelijke schatting.

Ook wat betreft de vergrijpboete van 50% haalt belanghebbende bakzeil. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt. Het standpunt dat de onderneming al in 2000 zou zijn gestaakt en dat de opbrengsten privégoederen betreffen, blijkt niet uit de feiten en is ook niet gemotiveerd. Mede uit de eerdere controle moest belanghebbende weten dat het om bedrijfsvoorraad ging. Zelfs BTW die op factuur is berekend, werd niet aangegeven en voldaan. Daardoor heeft belanghebbende willens en wetens te weinig BTW betaald of ten minste de aanmerkelijke kans daarop aanvaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 1

Wet op de omzetbelasting 1968 34

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 24 augustus

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen