Belanghebbende, X, woont in de VS en geniet een AOW en een pensioenuitkering uit Nederland. De inspecteur legt de aanslag IB/PVV 2016 op zonder de algemene heffingskorting en de ouderenkorting in aanmerking te nemen. X vindt dat hij erkend moet worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige omdat per 1 januari 2015 de keuzeregeling is vervallen en de geldende regeling van art. 7.8 Wet IB 2001 hem ongelijk behandelt. In geschil is of X recht heeft op de algemene heffingskorting en de ouderenkorting.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X op grond van de nationale wet geen recht heeft op de heffingskorting en de ouderenkorting en niet kwalificeert als buitenlands belastingplichtige. De door X genoemde gevallen (inwoners van derde landen en inwoners van andere EU-lidstaten) zijn juridisch niet vergelijkbaar met elkaar. EU-inwoners genieten de rechten van verkeersvrijheden uit het VWEU die niet aan inwoners van derde landen zoals de VS toekomen. Ook is er geen strijd met het discriminatieverbod van EVRM en IVBPR. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 24 juli