Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd. Door de gevolgen van de schenking niet mee te nemen, is niet de vereiste aangifte gedaan. De inspecteur heeft de waarde van de verkochte aandelen correct bepaald op € 255.000 met de DCF-methode.

Belanghebbende, X, en zijn zoon, A, houden de aandelen in vennootschappen waarvan de activiteiten bestaan uit de exploitatie dan wel het faciliteren van een milieustraat. Op 30 december 2015 schenkt vader aandelen ter waarde van € 76.290 aan zijn zoon. Ter zake van deze schenking wordt niets aangegeven in de IB-aangifte 2015. Daarnaast verkoopt vader op dezelfde datum aandelen in een andere bv aan de zoon voor € 138.500. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag 2015 op aan vader in verband met het niet aangeven van ab-inkomen na schenking van de aandelen en omdat de waarde van de verkochte aandelen niet € 138.500 is, maar € 255.000. Hij gebruikt daarbij de DCF-methode.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd. Door de gevolgen van de schenking niet mee te nemen, is niet de vereiste aangifte gedaan. De inspecteur heeft de waarde van de aandelen correct bepaald op € 255.000 met de DCF-methode. De rechtbank overweegt dat de DCF-methode een algemeen aanvaarde methode is om niet vrij verhandelbare aandelen te waarderen op basis van de toekomstige vrije kasstromen. Verder houdt, zoals X stelt, de kans dat het contract met de gemeente (eerder) beëindigd zou kunnen worden niet in dat in het geheel geen rekening moet worden gehouden met het winstpotentieel in de jaren na 2015. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 15 december

Informatiesoort: VN Vandaag

623

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen