Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X in 2014 werkzaamheden heeft verricht waarmee voordelen waren te verwachten die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan.
X koopt in 2011 een onroerende zaak voor € 359.000. De onroerende zaak wordt vanaf 2013 verbouwd tot veertien appartementen. Zeven appartementen zijn in 2014 gereed gekomen en worden verhuurd. De overige zeven appartementen zijn in 2015 gereed gekomen en worden ook verhuurd. De inspecteur is van mening dat X in verband met de onroerende zaak belastbaar inkomen uit werk en woning heeft gerealiseerd en legt in 2017 een VA 2014 op naar een belastbaar inkomen van € 569.124.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X in 2014 werkzaamheden heeft verricht waarmee voordelen waren te verwachten die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan. De rechtbank overweegt daarbij dat het een VA betreft die drie jaren na het belastingjaar is opgelegd. Een loutere verwijzing naar de waardestijging die de onroerende zaak heeft ondergaan door de verbouwing tot een appartementencomplex, is onvoldoende. Alleen het vermoeden van de inspecteur dat X, gezien de waardestijging, de onroerende zaak op een zodanige wijze rendabel heeft gemaakt dat zij in 2014 een belastbaar ROW heeft behaald, is niet genoeg. Dit vermoeden moet dan wel door de aangevoerde feiten worden gerechtvaardigd en niet worden ontkracht. De rechtbank vernietigt de VA IB 2014.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.5
Algemene wet inzake rijksbelastingen 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 7 december