Rechtbank Gelderland beslist dat X en niet haar echtgenoot aangemerkt moet worden als ondernemer in het kader van de handel in zuivelproducten.

Belanghebbende, X, is gehuwd. Haar echtgenoot is jarenlang in loondienst werkzaam geweest bij C bv, als commercieel directeur. In die functie hield hij zich bezig met de handel in melkproducten. In het jaar 2012 is de eenmanszaak D ingeschreven bij de KvK. De activiteiten van D bestaan uit de groothandel in zuivelproducten. X is vermeld als eigenaar. In het jaar 2016 is D uitgeschreven uit het handelsregister. Per april 2016 is de onderneming op naam van de echtgenoot ingeschreven bij de KvK. Na een herinnering en een aanmaning doet X in juni 2015 aangifte ib/pvv over het jaar 2013. In de aangifte geeft zij het resultaat uit D niet aan. Dit resulteert uiteindelijk in de in geschil zijnde definitieve aanslag ib/pvv 2013. Daarin is een door de inspecteur geschatte belastbare winst uit onderneming van € 120.000, in verband met de ondernemingsactiviteiten van D, begrepen. Het bezwaar van X wordt ongegrond verklaard. X gaat in hoger beroep. Zij stelt dat de winst uit D aan haar echtgenoot moet worden toegerekend omdat hij feitelijk en uitsluitend alle activiteiten verricht. Ook is X van mening dat het geschatte inkomen te hoog is vastgesteld.

Rechtbank Gelderland beslist dat X terecht is aangemerkt als ondernemer omdat aannemelijk is geworden dat de onderneming voor haar rekening wordt gedreven en zij ook rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Van belang is onder andere dat de Belastingdienst aan X in verband met de activiteiten van D een omzetbelastingnummer heeft toegekend. Op dit omzetbelastingnummer hebben voor aanzienlijke bedragen intracommunautaire leveringen (van melkproducten) plaatsgevonden. In verband hiermee zijn aan X naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes opgelegd. Het daartegen gemaakte bezwaar is afgewezen. X heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Ook staan de zakelijke rekeningen van D op naam van X. Verder overweegt de rechtbank dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard omdat de vereiste aangifte niet is gedaan. De rechtbank acht de schatting van de winst door de inspecteur redelijk. Dat de ondernemingswinst (deels) moet worden toegerekend aan de echtgenoot is niet gebleken. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Wet inkomstenbelasting 2001 3.4

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 21 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen