Belanghebbende, X, en vijf anderen nemen deel in een maatschap. Ieder van de zes maten is voor een zesde deel eigenaar van de onroerende zaken. De onroerende zaken maken deel uit van een in 1990 gebouwd kantoorgebouw met in de plint een aantal winkelruimten. De WOZ-waarde 2013 van het gebouw wordt door de heffingsambtenaar met toepassing van de huurwaardekapitalisatiemethode vastgesteld op in totaal € 23.000.000. Rechtbank Den Haag vermindert de WOZ-waarde tot een totaalbedrag van € 19.838.000. X komt in hoger beroep. Volgens Hof Den Haag heeft de heffingsambtenaar geen marktgegevens of andere objectieve, voor het hof toetsbare gegevens aangedragen op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hij bij de herleiding van de bruto huurwaarde van de onroerende zaken uit de huren van de "extra referenties" rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaken en de "extra referenties". De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door hem berekende brutohuurwaarden van de onroerende zaken niet te hoog zijn. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door de heffingsambtenaar bij de bepaling van de huurwaardekapitalisatiefactor gebruikte risico-opslag van 6% niet te laag is. De door X bepleite totale waarde van € 13.139.000 is ook niet aannemelijk gemaakt. Volgens het hof is het cumulatieve effect van drie elementen van de waardebepaling, die alle zijn terug te voeren op de problemen die X bij de verhuur ondervindt, te groot. Het hof stelt de totale waarde op de waardepeildatum schattenderwijs vast op € 16 mln. Het hoger beroep is gegrond.
Lees ook het thema over de WOZ.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 28 juli