Rechtbank Gelderland oordeelt dat de door de bv verrichte werkzaamheden er niet toe leiden dat sprake is van arbeid die naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel heeft het behalen van voordelen die het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan.

X en haar broer zijn de erfgenamen van hun vader, die in 2016 is overleden. De vader was enig aandeelhouder van een bv, die acht onroerende zaken in eigendom had, waarvan de meeste werden verhuurd. De werkzaamheden werden verricht door erflater en twee werknemers. In geschil is primair of de SW-bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing is op de aandelen. Subsidiair is de hoogte van de VPB-latenties in geschil.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verrichte werkzaamheden er niet toe leiden dat sprake is van arbeid die naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel heeft het behalen van voordelen die het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan. Met de verhuur is geen rendement behaald dat hoger is dan een rendement dat zou zijn behaald bij normaal vermogensbeheer. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is dus niet van toepassing. De VPB-latentie wordt € 6960 hoger vastgesteld, omdat de bv in 2018 panden heeft verkocht en geleverd. Voor de overige panden zijn na bezwaar terecht VPB-latenties van 20% toegepast. Zowel X als de inspecteur maken niet aannemelijk dat dit te laag c.q. te hoog is. Het beroep van X is deels gegrond.

Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.30a

Successiewet 1956 35c

Informatiesoort: VN Vandaag

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 7 augustus

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

38

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen