Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) heeft het concept voorstel Wet toezeggingen pensioenonderwerpen ter internetconsultatie aangeboden. De voorgenomen wijzigingen houden verband met toezeggingen die bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer zijn gedaan. Een van de wijzigingen is dat de loonstrook voortaan meldt of de werknemer in het loontijdvak wel of niet deelneemt aan de pensioenregeling van de onderneming. Fiscalisten van Nationale-Nederlanden vragen zich af wat de toegevoegde waarde hiervan is en of deze melding op de loonstrook niet juist verwarrend werkt.

De Wet toekomst pensioenen (Wtp, Stb. 2023, 216) is op 1 juli 2023 in werking getreden. Tijdens de behandeling van de Wtp is toegezegd de vrijwillige voortzetting van het wezenpensioen mogelijk te maken. Dit gebeurt op eenzelfde wijze als dit geregeld is voor partnerpensioen (art. 61a PW).

Ook is toegezegd het kindbegrip te uniformeren. De begrippen stiefkind en pleegkind zijn op dit moment niet in de Pensioenwet gedefinieerd. Pensioenuitvoerders vullen dit begrip zelf in de pensioenregeling in. Het gevolg daarvan is dat het kindbegrip in de ene
pensioenregeling kan afwijken van dat in een andere pensioenregeling. Dat is onwenselijk. Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van het wezenpensioen en in een geüniformeerd kindbegrip.

Andere punten van dit wetsvoorstel zijn:

  • Een verruiming van het overgangsrecht voor voortzetting van het pensioen bij arbeidsongeschiktheid. Deze verruiming gaat gelden voor gesloten fondsen en verzekeraars;
  • Technische aanpassingen (herstel foutieve verwijzingen naar andere wettelijke bepalingen);
  • Aanpassing van de regeling ‘pensioen op het loonstrookje’.

Belang voor de praktijk

Een werknemer kan, ook nu al, in plaats van voortzetting van het partnerpensioen (en straks het wezenpensioen), bij het einde van de dienstbetrekking ervoor kiezen de gehele pensioenregeling vrijwillig voort te zetten. Hij moet dan wel zelf de volledige pensioenpremie betalen, inclusief het werkgeversdeel. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet de pensioenregeling in deze mogelijkheid van vrijwillige voortzetting voorzien.

In de praktijk zien we dat uit dienst getreden werknemers weinig gebruik maken van deze mogelijkheid (als de pensioenregeling hierin voorziet). Dat uit dienst getreden werknemers hier niet vaak gebruik van maken, heeft er onder andere mee te maken dat deze vrijwillige voortzetting over het algemeen een kostbare aangelegenheid is.

Verder regelt de Wtp dat de loonstrook van de werknemer moet aangeven of de werknemer in het betreffende loontijdvak ouderdomspensioen opbouwt. De maatregel treedt in werking zodra deze uitvoerbaar is. Inmiddels is het duidelijk dat deze regeling te moeilijk uitvoerbaar is. Het wetsvoorstel past deze regeling aan. De loonstrook moet melden of de werknemer in het loontijdvak wel of niet deelneemt aan de pensioenregeling van de onderneming. Of de werknemer op grond van die pensioenregeling ook daadwerkelijk ouderdomspensioen opbouwt, blijft met die aanpassing in het midden.

Een werknemer bouwt bijvoorbeeld geen ouderdomspensioen op als het pensioengevend salaris lager is dan de AOW-franchise. Wij vragen ons af wat nog de toegevoegde waarde is van deze melding op de loonstrook en of deze niet juist verwarrend werkt. Werknemers zouden, juist vanwege deze melding, kunnen denken dat zij ouderdomspensioen opbouwen, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is.

De internetconsultatie loopt tot en met 26 juli 2024.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Loonbelasting

1864

Gerelateerde artikelen