Volgens advocaat-generaal Kokott van het Europese hof van justitie zijn Poolse en Hongaarse fiscale regelingen, ondanks een bezwaar van de Europese Commissie dat ze een oneerlijk voordeel geven aan kleinere bedrijven, niet in strijd met de EU-staatssteunregels.
De Europese Commissie stelde dat een Poolse belasting voor detailhandelaren en een Hongaarse heffing voor omroepen en reclamebureaus staatssteun vormen, omdat de progressieve belastingtarieven op de omzet die deze bedrijven behalen, betekenen dat kleinere bedrijven 'te laag' zouden worden belast.
Polen en Hongarije waren het niet eens met de Commissie en wonnen in 2019 bij het Gerecht van de Europese Unie, de op een na hoogste EU-rechtbank. De Commissie ging vervolgens in beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU).
Advocaat-generaal Juliane Kokott adviseert het hof nu om de oorspronkelijke uitspraak van het Gerecht te handhaven. De Poolse en Hongaarse fiscale regelingen zijn volgens haar belastingsoorten die uitsluitend door individuele EU-landen moeten worden bepaald. Bovendien heeft het belasten van omzet voor- en nadelen en zit deze vorm van belastingheffing duidelijk in de lift, zoals blijkt uit de geplande EU-belasting op digitale diensten, zo oordeelt Kokott.
Progressieve belastingtarieven zijn daarnaast gebruikelijk om burgers of bedrijven te differentiëren op basis van hun vermogen. "Een hoge omzet leidt niet per se tot een hoge winst, maar een hoge omzet is wel een voorwaarde voor hoge winst. De differentiatie is daarom niet inconsistent", aldus Kokott.
De volledige conclusies van de A-G (zaaknummers (C-562/19 (Polen) en C-596/19 (Hongarije)) waren bij het schrijven van dit bericht nog niet gepubliceerd.
Lees ook het thema Fiscale staatssteun.
Bron: Curia
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht