Het Europese Hof oordeelde onlangs dat zogenoemde ‘verhuur-plus' waarbij naast verhuur ook een vergoeding wort betaald voor aanvullend dienstbetoon zoals schoonmaak niet altijd is aan te merken als (passieve) btw-vrijgestelde verhuur. Deze uitspraak geeft handvaten voor discussies over het antwoord op onder andere de vraag of de terbeschikkingstelling van een multifunctionele accommodatie, vergaderruimte of theater in combinatie met aanvullend dienstbetoon wel of niet moet worden aangemerkt als de btw-vrijgestelde (passieve) verhuur van die onroerende zaak.

Achtergrond

De eigenaar van het voetbalstadion Luc Varenne sluit met de Royal Football Club de Tournai (RFCT) een contract voor het gebruik van het voetbalstadion waaronder het gebruik van het veld, de kleedkamers en de exploitatie van de bar voor maximaal 18 dagen per sportseizoen. Daarbij mag RFCT het stadion uitsluitend als voetbalstadion gebruiken op bepaalde tijdstippen.
 
De eigenaar zorgt voor de instandhouding van het stadion en faciliteiten en heeft ten alle tijden toegang tot het stadion. Buiten deze 18 dagen mag het stadion aan willekeurige derden ter beschikking worden gesteld. De eigenaar blijft ook verantwoordelijk voor de parkeerplaatsen, het onderhoud van het veld en de schoonmaak.
 
RFCT betaalt een vergoeding die voor 20% bestaat uit een vergoeding voor het gebruik van het voetbalveld; de overige 80% wordt betaald voor de aanvullende diensten zoals de instandhouding, de schoonmaak, het onderhoud en overige bijkomende diensten.
 
De vraag in deze procedure is of sprake is van passieve, btw-vrijgestelde verhuur van onroerend goed. Het Europese Hof van Justitie heeft in beginsel een ontkennend antwoord gegeven op deze vraag.

Oordeel Europese Hof van Justitie

Het Europese Hof is van oordeel dat sprake kan zijn van meer dan passieve verhuur. Het is aan de nationale Belgische rechter om aan de hand van de feiten te beoordelen of inderdaad sprake is van een meer omvattende dienst.
 
Het Europese Hof komt tot de volgende conclusie:
  • Van verhuur van onroerend goed is alleen sprake als de eigenaar van een onroerend goed de huurder tegen betaling van een huur en voor een overeengekomen duur, het recht verleent om zijn goed te gebruiken met uitsluiting van anderen.
  • Omdat verhuur van onroerend goed in beginsel is vrijgesteld van btw en daarmee een uitzondering vormt op het algemene beginsel dat elke prestatie belast wordt met btw, moet het begrip ‘verhuur' strikt worden uitgelegd.
  • Bij de verhuur van sportaccommodaties geldt dat de diensten die verband houden met de beoefening van sport zoveel mogelijk als één geheel moeten worden beschouwd.
  • De terbeschikkingstelling van het voetbalstadion, inclusief alle bijkomende diensten, omvat méér dan uitsluitend de passieve verhuur en is derhalve geen verhuur van een onroerende zaak.

Gevolgen voor de praktijk

In Nederland kwalificeert het gelegenheid geven tot sportbeoefening niet als btw-vrijgestelde verhuur en hierdoor wordt deze prestatie  aangemerkt als een btw-belaste activiteit (belast met 6% btw). Dit is in lijn met de uitspraak van het Europese Hof en gebaseerd op de gedachte dat deze prestatie meer omvat dan de passieve terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie c.q. het onroerende goed. In zoverre brengt het Europese Hof dus niets nieuws.
 
In de praktijk zien we echter wel discussies ontstaan over het antwoord op de vraag of de terbeschikkingstelling van een multifunctionele accommodatie, vergaderruimte of theater, samen met aanvullend dienstbetoon, wel of niet moet worden aangemerkt als (passieve) verhuur van onroerend goed.
 
Wij zien in dit arrest nog meer handvaten om die discussie meer gefundeerd te voeren. Volgens het Europese Hof lijkt het namelijk te gaan om de verrichting van een meer complexe dienst, die bestaat uit het verstrekken van toegang tot de sportaccommodatie, waarbij de eigenaar is belast met het toezicht op, het beheer, het onderhoud en de schoonmaak van deze accommodatie. In dit verband vormen de economische waarde van de verschillende verrichte (aanvullende) diensten en de overeengekomen duur aanwijzingen voor de kwalificering als een algemene dienst in plaats van verhuur van een onroerend goed, aldus het Europese Hof.
 

Bron: PwC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

14

Gerelateerde artikelen