Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er ten aanzien van de betaling van de licentievergoedingen een reële verplichting bestaat. De aan B betaalde vergoeding is deels aftrekbaar.

D houdt de aandelen in A bv. A bv houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv verhuurt een softwareapplicatie aan haar klanten. De aandelen zijn in 2001 gekocht van B, een oom van D. Bij de overdracht is overeengekomen dat X bv de eerste vijf jaren een licentievergoeding van 30% van de totale omzet aan B betaalt, en daarna een vergoeding van 50% van de totale omzet. Tevens is overeengekomen dat het percentage van 30 achteraf nog kan worden verhoogd naar 50. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een VPB-navorderingsaanslag 2007 op aan X bv. Volgens de inspecteur zijn de als licentievergoeding betaalde bedragen niet aftrekbaar. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de als licentievergoeding betaalde bedragen niet aftrekbaar zijn. Volgens de rechtbank is er weliswaar sprake van een reële licentieovereenkomst, maar is de overeenkomst onzakelijk. De rechtbank is het nog wel met X bv eens dat de inspecteur ten onrechte ook de vergoedingen die vóór 2007 zijn betaald, heeft gecorrigeerd.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv bewijst dat de navorderingsaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Volgens het hof bestaat er ten aanzien van de betaling van de licentievergoedingen aan B namelijk een reële verplichting. Het hof stelt hierbij vast dat A niet beschikt over de kennis en ervaring om software te ontwikkelen, en dat B de rechthebbende is van de softwareapplicatie. Vervolgens stelt het hof vast dat X bv niet bewijst dat de hoogte van de licentievergoedingen op zakelijke gronden is vastgesteld. X bv heeft dan ook recht op aftrek van een zakelijk bepaalde licentievergoeding. Het hof stelt deze vast op 10% van de omzet. Het hof is het niet eens met de conclusie van de rechtbank dat de inspecteur ten onrechte ook de vergoedingen die vóór 2007 zijn betaald, heeft gecorrigeerd. Volgens het hof is de foutenleer namelijk van toepassing. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 15 maart

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen