Hof 's-Hertogenbosch beslist dat het heffingsrecht over de winst, die de in België woonachtige X heeft behaald met in Nederland gelegen onroerende zaken, aan Nederland toekomt.

Belanghebbende, X, woont in België en kiest voor het belastingjaar 2006 voor toepassing van de regels van de Wet IB 2001 voor binnenlands belastingplichtigen. X is (middellijk) enig aandeelhouder in X bv en is hij eigenaar van verschillende onroerende zaken. X verhuurt deze onroerende zaken in het jaar 2006 aan X bv. Bij (obligatoire) overeenkomst van 22 december 2006 verkoopt X de onroerende zaken aan A bv voor € 8.500.000. Eveneens zijn op die datum de middellijk door X gehouden aandelen in X bv verkocht aan A bv voor € 11.250.000. De notariële akten van levering met betrekking tot de aandelen in X bv en de onroerende zaken zijn op 5 maart 2007 gepasseerd. X geeft in zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2006 een bedrag van € 110.951 aan als resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: row) vanwege het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden (hierna: tbs). Bij het vaststellen van de aanslag corrigeert de inspecteur het aangegeven row met een bedrag van € 383.150 in verband met meer huurinkomsten en, ter behoud van rechten, met een bedrag van € 2.360.000 aan winst ter zake van de vervreemding van de onroerende zaken aan A bv. In hoger beroep is in geschil enerzijds (1) of de verkoopwinst belast is. Dit omdat door vervreemding van de (aanmerkelijk belang) aandelen in X bv aan de tbs van de onroerende zaken aan X bv een einde komt en er dan een sfeerovergang van box 1 naar box 3 plaatsvindt met belastingheffing over de eindafrekeningswinst tot gevolg. Anderzijds is in geschil (2) of deze tbs niet eindigt in het jaar 2006 omdat de aandelen in X pas in 2007 zijn geleverd. In dat geval kiest X er voor om de verkoopwinst van de panden in het jaar 2006 als tbs resultaat te willen verantwoorden. Ten aanzien van de situatie onder (1) is X van mening dat het belastingverdrag tussen Nederland en België het heffingsrecht over de verkoopwinst niet aan Nederland toewijst.

Hof 's-Hertogenbosch is van mening dat, zowel in de in situatie 1 beschreven eindafrekening als in de in situatie 2 beschreven levering van de onroerende zaken (2007) en winstneming in het jaar van verkoop (2006), het Verdrag Nederland-België de belastingheffing over het voordeel aan Nederland toewijst. Volgens artikel 13, paragraaf 1, van dit Verdrag mag Nederland heffen over voordelen verkregen uit vervreemding van onroerende goederen die in Nederland zijn gelegen, zoals de onderwerpelijke onroerende zaken. Beide beschreven situaties zijn volgens het hof als "vervreemding" in de zin van dit Verdragsartikel te beschouwen. Het hoger beroep van X is ongegrond. X krijgt in verband met de lange duur van de procedure wel een vergoeding van immateriële schade toegekend.

Lees ook het thema Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 13

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet inkomstenbelasting 2001 3.94

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 15 maart

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen