Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er sprake is van een winstuitdeling. Uit de ingebrachte stukken blijkt dat F bv zich opofferingen heeft getroost bij het tot stand komen van de transactie en daarom voor een speciale prijs de ruimte kon overnemen.

Belanghebbende, X, en B houden, indirect, aandelen F bv. F bv koopt in 2003 grond. Medio 2007 sluit F bv een overeenkomst met woningstichting I in verband met de verkoop van de grond. Hierbij wordt overeengekomen dat I de grond koopt voor ruim € 2,2 mln, om woningbouw en een commerciële ruimte te realiseren. Verder wordt overeengekomen dat F bv de commerciële ruimte terugkoopt voor € 1 mln. In 2009 tekenen I, als verkoper, en X en B, als kopers, de koopovereenkomst ter zake van de commerciële ruimte. I levert de commerciële ruimte vervolgens op 1 juni 2011 voor ruim € 1 mln. Naar aanleiding van een taxatierapport, waarbij de commerciële ruimte op ruim € 2,2 mln wordt gewaardeerd, legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2009 op aan X. Volgens de inspecteur is er namelijk sprake van een uitdeling van bijna € 1,2 mln. X stelt dat er geen sprake is van een uitdeling, omdat het altijd de bedoeling is geweest dat hij en B de commerciële ruimte in privé zouden exploiteren.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er sprake is van een winstuitdeling. Uit de ingebrachte stukken leidt het hof af dat F bv zich opofferingen heeft getroost bij het tot stand komen van de transactie en daarom voor een speciale prijs de ruimte kon overnemen. Verder is het hof van mening dat niet aannemelijk is gemaakt dat de rechten om de ruimte te kopen vóór 2009 door F bv zijn overgedragen aan X en B. Het hof stelt vervolgens de waarde van de ruimte in goede justitie vast op € 1,8 mln en de uitdeling op € 729.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 14 augustus

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen