Belanghebbende, X, en haar echtgenoot, Y, houden de aandelen in C Ltd. In de jaren 2008-2011 verstrekt X leningen aan C Ltd. In haar IB-aangifte 2011 waardeert X de lening af met 25%. De inspecteur accepteert de aftrek niet, omdat er in zijn ogen sprake is van een onzakelijke lening.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X de lening niet kan afwaarderen. Volgens de rechtbank slaagt X er namelijk niet in om aan te tonen dat de tbs-vordering op eindbalansdatum lager gewaardeerd moet worden. De rechtbank overweegt daarbij dat niet duidelijk wordt hoe de bedrijfswaarde van C Ltd. is bepaald. Ook onderbouwt X de door haar gestelde waarde van het onroerend goed van C Ltd. niet. Verder merkt de rechtbank nog op dat bij de berekening van de bedrijfswaarde ook de bedrijfsresultaten van de daaropvolgende jaren worden meegenomen, hetgeen in strijd is met goedkoopmansgebruik. Gezien de vermogenspositie van C Ltd. zijn er volgens de rechtbank ook onvoldoende aanknopingspunten voor een afwaardering.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 16 oktober