Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het bezwaar van X tegen de brief van de ontvanger over de gevolgen van de uitspraak van de rechtbank niet-ontvankelijk is. De brief is geen rentebeschikking, omdat al eerder een rentebeschikking is genomen, waarover de onderhavige procedure gaat.

X krijgt een ambtshalve BPM-teruggaaf van € 616 met € 70 invorderingsrente. De rente is berekend over 23 oktober 2014 (datum voldoening) tot en met 23 augustus 2017. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft X recht op een hogere rente (zie HR 28 januari 2022, 21/00331, V-N 2022/8.17). Deze moet worden berekend op de wijze die de Invorderingswet 1990 bepaalt, zij het met het DNB-percentage van 4,91 in de maand van de voldoening. Daarnaast kan X aanspraak maken op vergoeding van renteverlies over de aanvankelijk te weinig ontvangen rente. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X voorts een immateriële schadevergoeding van € 3000. X bv gaat in hoger beroep. De ontvanger stuurt vervolgens een brief aan X, waarin staat dat zij recht heeft op € 17 extra invorderingsrente en € 2 wettelijke rente daarover.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het bezwaar van X tegen de brief niet-ontvankelijk is. De brief is geen rentebeschikking, omdat al eerder een rentebeschikking is genomen waarover de onderhavige procedure gaat. De rechtbank heeft de proceskosten vanwege bijzondere omstandigheden terecht vastgesteld op € 54,50 voor de bezwaarfase en € 75 voor de beroepsfase (zie Hof ’s-Hertogenbosch 24 oktober 2019, 18/00194, V-N Vandaag 2019/2627). Voor de klacht dat tot nu toe niets is uitbetaald, moet X zich tot de civiele rechter wenden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Invorderingswet 1990 30

Invorderingswet 1990 28c

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 8 september

Informatiesoort: VN Vandaag

112

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen