X is een woningbouwstichting. Zij maakt bezwaar tegen drie aanslagen rioolheffing van in totaal € 135.833,28.
Rechtbank Limburg oordeelt dat de heffingsambtenaar zich niet schuldig heeft gemaakt aan schending van het gelijkheidsbeginsel door verschillende objecten niet in de rioolheffing te betrekken. De rechtbank acht het aannemelijk dat de door X genoemde objecten over het algemeen niet aangesloten zijn op het gemeentelijke riool. Als dit bij enkele objecten wel het geval zou blijken te zijn, dan is dat nog niet voldoende om een schending van het gelijkheidsbeginsel aan te nemen. De rechtbank oordeelt verder dat het bevoegdheidsgebrek bij de aanslagoplegging in de bezwaarfase is hersteld. Verder heeft de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk gemaakt dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Ook is de heffing niet strijdig met art. 9 van de Kaderrichtlijn Water. Het beroep is ongegrond. X krijgt wel een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 4000.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Limburg
Editie: 16 juni