Belanghebbende, X, houdt via zijn holding, C bv, de aandelen in D bv. X en D bv huren een pand van E bv. De huur wordt steeds volledig betaald en gedragen door D bv. De eerste huurtermijn loopt tot 1 april 2007. De opzegtermijn bedraagt één jaar. Eind 2008 wordt duidelijk dat D bv de huur niet meer kan betalen. De resterende huurtermijn wordt afgekocht voor € 40.000. X neemt hiervan € 36.000 voor zijn rekening en brengt dit in zijn IB-aangifte in aftrek als negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen (ROW). De inspecteur accepteert deze aftrekpost niet.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X onzakelijk heeft gehandeld door zijn (mede)huurderschap in 2006 niet op te zeggen. Het hof overweegt daarbij dat ook reeds vóór 1 april 2006 al vaststond dat D bv in grote financiële moeilijkheden verkeerde. Volgens het hof heeft X willens en wetens zonder enige tegenprestatie een niet onaanzienlijk risico aanvaard, wat een willekeurige derde nimmer zou hebben gedaan. Volgens het hof valt dit slechts te verklaren uit het middellijk aandeelhouderschap van X in D BV. Ook wijst het hof er nog op dat de huur altijd is betaald door D bv. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 22 juli