Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het afhandelen van procedures onvoldoende is om als ondernemer voor de omzetbelasting te worden aangemerkt.

X stelt dat haar bedrijfsactiviteiten bestaan uit onderzoek naar fraude en dat zij als entiteit voort is blijven bestaan voor het afwikkelen van claims bij diverse instellingen. Over de tijdvakken 2013 tot en met 2018 dient X aangiftes omzetbelasting in met uitsluitend aftrek van voorbelasting. De inspecteur stelt dat X geen economische activiteiten verricht en legt naheffingsaanslagen op ter hoogte van de aftrek. X gaat in beroep.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen ondernemer is voor de omzetbelasting. Sinds 2009 is geen omzet zichtbaar bij de belastingdienst. Ook is niet aannemelijk dat recht op aftrek van voorbelasting bestaat doordat sprake is van de afwikkeling van in het verleden verrichte economische activiteiten. Het ontvangen van dwangsommen of schadevergoedingen voor overschrijdingen van de redelijke termijn bij de gevoerde procedures is onvoldoende. Het beroep is gegrond in verband met verlaging van de boetes door financiële omstandigheden en overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 15 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen