Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de bosbedrijfvrijstelling van toepassing is op de huuropbrengst van 30 hectare grond waarop de huurder een natuurbegraafplaats exploiteert.

X wordt in 1996 eigenaar van een NSW-landgoed van 151 hectare. Later dat jaar verkoopt X het landgoed aan bedrijf A. De aandelen van A worden gehouden door een stichting, waarvan de certificaten aan onder meer X en zijn echtgenote zijn uitgegeven. A is fiscaal transparant. In 2012 wordt het mogelijk om op het landgoed een natuurbegraafplaats aan te leggen en wordt bedrijf B opgericht om de natuurbegraafplaats te exploiteren. In 2012 sluit A een overeenkomst met B tot verhuur van 32 hectare, bestaande uit 30 hectare bos in gebruik als natuurbegraafplaats. Als X in zijn aangifte IB 2014 de bosbedrijfvrijstelling claimt voor de door A van B ontvangen huur van ruim 1,2 miljoen, weigert de inspecteur de vrijstelling.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X recht heeft op de bosbedrijfvrijstelling. De verhuurde bospercelen behoren tot het ondernemingsvermogen van de door X gedreven onderneming en op de verhuurde bospercelen is sprake van een bos. A exploiteert het bos in de zin dat A de lasten voor het onderhoud ervan draagt en naast de verhuurinkomsten ook andere baten uit het bos realiseert, waaronder de opbrengst van de verkoop van rondhout en CO2-certificaten. De rechtbank oordeelt dat X aannemelijk maakt dat op de verhuurde bospercelen het intact houden van het opgaand hout op de voorgrond staat. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 15 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen