Hof Den Haag oordeelt dat, anders dan X betoogt, uit de tekst van de Wet LB 1964 duidelijk volgt dat op 1 november 2021 het overgangsrecht voor levenslooptegoeden vervalt en dat op de waarde van die tegoeden loonheffing wordt ingehouden. Het vervallen van het regime van levenslooptegoeden en het overgangsrecht daarbij is verder niet in strijd met art. 1 EP EVRM.

X heeft drie levenslooptegoeden opgebouwd bij verzekeraar A. In verband met de wettelijke beëindiging van de levensloopregeling per 1 november 2021 heeft A in het tijdvak november 2021 loonheffing ingehouden op het nog openstaande brutobedrag van de tegoeden. In geschil is of dat terecht is.

Hof Den Haag oordeelt dat, anders dan X betoogt, uit de tekst van de Wet LB 1964 duidelijk volgt dat op 1 november 2021 het overgangsrecht voor levenslooptegoeden vervalt en dat op de waarde van die tegoeden loonheffing wordt ingehouden. Het vervallen van het regime van levenslooptegoeden en het overgangsrecht daarbij is verder niet in strijd met art. 1 EP EVRM. Het was voor belastingplichtigen al in 2012 voorzienbaar dat dat regime in 2021 zou eindigen, en er is een ruim overgangsrecht geboden. Zowel het niet-toepassen van de levensloopverlofkorting als een eventuele te hoge inhouding volgens de tabel bijzondere beloningen worden in de inkomstenbelasting hersteld. Dat de voorwaarden die de werkgever van X stelde het niet mogelijk zou maken om van de overgangsregeling gebruik te maken, wordt niet veroorzaakt door fiscale wetgeving. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet op de loonbelasting 1964 39d

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 9 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

233

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen