Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021 volgt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering.

Belanghebbende, het Amerikaanse X, verzoekt om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting. Zij stelt daarbij dat zij vergelijkbaar is met een fbi en wijst op de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU. De inspecteur wijst het verzoek af.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021 (nr. 19/00104) volgt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Voor de arresten van het Hof van Justitie EU waar X naar verwijst, geldt dat deze al zijn gewezen vóór de beslissing van de Hoge Raad op 9 april 2021. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 10a

Wet op de dividendbelasting 1965 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Dividendbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 22 juni

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen