Staatssecretaris Snel van Financiën ziet geen reden een algemene, voor iedere toezichthouder geldende, beleidslijn in een beleidsbesluit van te leggen. Hij vindt het arrest HvJ EU van 13 juni 2019 (C-420/18, V-N 2019/32.16) daartoe onvoldoende duidelijk. Dit antwoordt de bewindsman op Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA).

Snel wacht liever het arrest van de Hoge Raad af in een zaak over btw-belastbaarheid van vacatiegelden (V-N 2018/41.1.4). De vaststelling van de belastingplicht voor de btw is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. De beoordeling hiervan is voorbehouden aan de inspecteur. De inspecteur houdt hierbij rekening met het arrest van het Hof van Justitie EU.

Aan een ‘Verklaring omtrent de hoedanigheid van belastingplichtige’ ligt een beoordeling van feiten en omstandigheden ten grondslag op het moment van afgifte. De verklaring vervalt wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van het toetsingskader. De verklaringen worden niet met terugwerkende kracht ingetrokken of aangepast.

Het arrest van het Hof van Justitie EU werkt terug tot en met het moment waarop het in het arrest beoordeelde artikel van de btw-richtlijn in werking is getreden. De terugwerkende kracht geldt echter niet voor onherroepelijk vaststaande beschikkingen en aanslagen. Toezichthouders die twijfelen over hun btw-plicht, kunnen deze vraag voorleggen aan hun inspecteur.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 9 juli

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen