Belanghebbende, X, verblijft in een AWBZ-instelling voor personen met een verstandelijke beperking. Vanwege zijn beperking is X niet in staat zelfstandig naar afspraken toe te gaan. Hij wordt op afspraken begeleid door zijn vader, die tevens zijn bewindvoerder en mentor is. De vader brengt aan X een bedrag van € 740 (74 uur ad € 10 per jaar) in rekening voor de begeleiding. In geschil is of dit bedrag bij X aftrekbaar is als specifieke zorgkosten.
Hof Arnhem-Leeuwarden staat aftrek toe voor de vergoeding die een in een AWBZ-instelling verblijvende zoon betaalt aan zijn vader in verband met begeleiding. Het hof stelt vast dat X geen deel uitmaakt van de huishouding van de vader. De werkzaamheden van de vader zijn volgens het hof aan te merken als ‘gezinshulp' als bedoeld in art. 6.17 lid 3 Wet IB 2001. Deze werkzaamheden gaan uit boven de normale bijstand tussen een vader en een volwassen kind dat niet tot zijn huishouden behoort. Bij dit oordeel neemt het hof in aanmerking dat X onweersproken heeft gesteld dat hij € 30 per uur moet betalen wanneer hij zich zou laten begeleiden door een medewerker van de instelling waar hij verblijft. Het hof verwerpt de stelling van de inspecteur dat de factuur van de vader onverschuldigd zou zijn betaald.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 april