X stelt beroep in tegen de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding die de gemeente ’s-Hertogenbosch haar heeft toegekend in een WOZ-bezwaarprocedure.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat X in beroep tevergeefs een hogere bezwaarkostenvergoeding claimt. De rechtbank berekent zelfs een lagere vergoeding dan door de heffingsambtenaar is toegekend. Omdat X echter door het instellen van beroep niet in een slechtere positie terecht mag komen dan waar zij in zou zitten als ze geen beroep had ingesteld, mag zij de in bezwaar toegekende vergoeding houden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank ziet ondanks de overschrijding van de redelijke termijn geen grond voor een schadevergoeding. Door afspraken tussen partijen is de behandeling van het bezwaar pas ter hand is genomen na het indienen van een aanvullend bezwaarschrift bijna een half jaar na indiening van het bezwaarschrift. De rechtbank ziet daarin aanleiding de redelijke termijn aan te laten vangen op de datum van indiening van het aanvullend bezwaarschrift. Daarvan uitgaande is de redelijke termijn niet verstreken.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 13 mei