X vraagt de inspecteur om de aanslagen IB/PVV over 2010 tot en met 2013 ambtshalve te verminderen. X komt tijdig in bezwaar en volgens de rechtbank te laat in beroep tegen de afwijzing. De rechtbank verklaart het beroep inzake 2010-2013 daarom niet-ontvankelijk. X dient daarnaast een aangifte IB/PVV over 2014 in nadat de inspecteur 2014 ambtshalve heeft geregeld. De inspecteur merkt die aangifte aan als een te laat bezwaarschrift en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank volgt die conclusie en verklaart het beroep 2014 ongegrond. X komt in hoger beroep. Het hof behandelt de beroepen 2010-2014 gezamenlijk.
Hof Arnhem-Leeuwarden onderzoekt of het bezwaarschrift 2014 niet-verschoonbaar te laat was. Het hof bevestigt op dat punt de uitspraak van de rechtbank. Beroep ongegrond. Het hof stelt vast - aan de hand van verklaringen van de als getuige gehoorde voormalige gemachtigde - dat het beroepschrift inzake 2010-2013 binnen de beroepstermijn is ingeleverd bij de portier van de rechtbank zonder ontvangstbevestiging. Het hof oordeelt dat daarmee het beroep bij de rechtbank ontvankelijk is. Beroep gegrond. Terugverwijzing volgt.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26c
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 oktober