Rechtbank Breda oordeelt dat belanghebbende haar onderneming in 2002 heeft gestaakt.

Belanghebbende (X) exploiteert een kinderdagverblijf. Medio 2002 verkoopt belanghebbende het bedrijfspand en de activa aan stichting Z. Z neemt vervolgens ook de exploitatie van de onderneming over. Belanghebbende doteert de boekwinst die zij behaalt aan een HIR. In 2009 deelt de inspecteur aan belanghebbende mee dat de in 2002 gevormde HIR in 2005 moet vrijvallen. Rechtbank Breda oordeelt dat belanghebbende haar onderneming in 2002 heeft gestaakt. Dit betekent dat belanghebbende de boekwinst niet aan een HIR had kunnen doteren en dat de stakingswinst in 2002 belast had moeten worden. Verder geeft de rechtbank nog aan dat het beroep op de foutenleer de inspecteur ook niet kan baten, aangezien de onderneming in 2002 is gestaakt. De inspecteur had alleen over 2002 kunnen navorderen. De rechtbank vermindert de aanslag.  

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 14 augustus

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen