X vof doet BPM-aangiften voor een Mercedes Benz B170 en B200. X vof voldoet respectievelijk € 189 en € 467. Na bezwaar is de verschuldigde BPM voor beide auto's nihil en er worden twee bezwaarkostenvergoedingen van € 492 toegekend. X vof krijgt van Rechtbank Gelderland wegens het overschrijden van de redelijke termijn in de bezwaarfase een immateriële schadevergoeding van in totaal € 3000 en een proceskostenvergoeding van € 146. X vof gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank geen samenhang tussen de twee zaken aanwezig heeft geacht, doch per zaak € 1500 en niet één van € 3000. De klacht van X vof faalt reeds daarom. De rechtbank heeft de onderhavige beroepen gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met vijf andere zaken. Gelet op die samenhang had de rechtbank op grond van onderdeel C2 van de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht – voor vier of meer samenhangende zaken – de factor 1,5 moeten toepassen. Het hoger beroep van X vof is slechts in zoverre gegrond. De vergoeding voor eerste aanleg wordt daarom verhoogd tot € 312. Voor het hoger beroep wordt de vergoeding € 224 (wegingsfactor 0,25 x 1,5 x het normale vanaf 1 juli 2020 geldende tarief van € 748 x 2/5). Van de zes samenhangende zaken is namelijk één ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 9 december