Rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente de eigenaren van de woning in de gelegenheid had moeten stellen zich uit te laten over de hoogte van de WOZ-waarde. Dit is niet gebeurd, maar de rechtbank verbindt hieraan geen consequenties aangezien de eigenaren in beroep een herkansing hebben gekregen.

Belanghebbende, X, is bewoner van een woning die wordt gehuurd door zijn bv en aan X ter beschikking wordt gesteld. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de WOZ-waarde voor de huurder geen basis vormt voor een aan hem opgelegde gemeentelijke heffing en de op de WOZ-waarde gebaseerde bijtelling bij het inkomen voor de inkomstenbelasting niet is gebaseerd op enige wettelijke bepaling. Daarom heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat ook huurders zonder meer ontvankelijk zijn als ze rechtsmiddelen aanwenden tegen een WOZ-beschikking die ze van de gemeente ontvangen (HR 20 maart 2020, V-N 2020/15.18). De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar Rechtbank Den Haag.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente de eigenaren van de woning in de gelegenheid had moeten stellen zich uit te laten over de hoogte van de WOZ-waarde. Dit is niet gebeurd, maar de rechtbank verbindt hieraan geen consequenties aangezien de eigenaren in beroep een herkansing hebben gekregen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De waarde van de woning is terecht vastgesteld door middel van de vergelijkingsmethode. De waarde is niet te hoog vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 24 juni

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen