De Duitser Wolfram Becker oefent voor eigen rekening een onderneming uit. Verder is hij meerderheidsaandeelhouder in A GmbH. Becker en A GmbH vormen een fiscale eenheid. Nadat aan A GmbH een project wordt gegund, wordt tegen Becker een strafrechtelijk onderzoek in gesteld en wordt hij vervolgens strafrechtelijk vervolgd wegens corruptie. De door Becker ingeschakelde advocaten factureren aan A GmbH, waarop Becker de btw in aftrek brengt. Volgens de Duitse Belastingdienst is de btw echter niet aftrekbaar. De Duitse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de diensten van een advocaat, waarmee wordt beoogd strafsancties af te weren voor Becker, A GmbH niet het recht geven de voorbelasting over de verrichte diensten af te trekken. Het HvJ EU overweegt daarbij dat het bestaan van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen een gegeven handeling en de gehele activiteit van de belastingplichtige aan de hand waarvan moet worden bepaald of hij de goederen en diensten heeft gebruikt "voor zijn belaste handelingen", afhangt van de objectieve inhoud van het door de belastingplichtige verkregen goed of van de door hem ontvangen dienst.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 8 november