Tibor Farkas koopt op een elektronische veiling een mobiele loods van een insolvent bedrijf (A). De veiling betreft een door de Hongaarse Belastingdienst op grond van een executoriale titel georganiseerde openbare verkoop van de activa van A. A brengt btw in rekening aan Farkas, die deze btw in aftrek brengt in zijn btw-aangifte. A draagt de btw af. Naar aanleiding van een controle stelt de Belastingdienst echter dat de verleggingsregeling van toepassing is en dat Farkas, als afnemer van de loods, de btw over de transactie had moeten betalen. Farkas heeft dan geen recht op teruggaaf vande btw. Tevens legt de Belastingdienst een boete van 50% op aan Farkas. De Hongaarse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de verleggingsregeling van art. 199 lid 1 sub g Btw-richtlijn van toepassing is op onroerende zaken. Volgens het Hof van Justitie EU is het aan de Hongaarse rechter om vast te stellen of de mobiele loods een onroerende zaak is. Vervolgens merkt het Hof van Justitie EU op dat Farkas de ten onrechte betaalde btw niet in aftrek kan brengen. Wanneer het voor Farkas echter onmogelijk of uiterst moeilijk wordt om de btw van de verkoper terug te vorderen, kan Farkas zijn vordering tot terugbetaling rechtstreeks tot de Belastingdienst richten. Ten aanzien van de boete merkt het Hof van Justitie EU tenslotte nog op dat het in strijd is met het EU-recht om een boete van 50% op te leggen als de Belastingdienst geen belastinginkomsten heeft gederfd en er geen aanwijzing van belastingfraude is.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Prejudiciële vraag)
Editie: 2 mei