Argenta Spaarbank NV ontvangt (vrijgestelde) deelnemingsdividenden ten bedrage van € 75.837,87 (2000) en 296.491,04 (2001). Dit betreft echter deelnemingen in vennootschappen die Argenta op het ogenblik van de dividenduitkering nog geen volledig jaar aanhield. Op grond van de Belgische wetgeving is de door Argenta betaalde rente tot het bedrag van de ontvangen dividenden niet aftrekbaar. In diezelfde jaren betaalt Argenta circa € 290 mln en € 330,2 mln aan rente. De Belgische Belastingdienst staat de aftrek van de rente niet toe tot een bedrag van € 75.837,87 (2000) en 296.491,04 (2001). Argenta stelt echter dat er sprake moet zijn van een causaal verband tussen de rente en de dividenden waarvoor wordt verzocht om aftrek. De Belgische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat de Moeder-dochterrichtlijn zich niet verzet tegen de Belgische renteaftrekbeperking. Volgens de A-G is het niet in strijd met het EU-recht dat de aftrek van rente wordt beperkt met het bedrag aan ontvangen vrijgestelde dividenden van EU-deelnemingen die minder dan een jaar worden aangehouden. De A-G overweegt hierbij dat de uitzonderingsbepaling van art. 3 lid 2 tweede streepje Moeder-dochterrichtlijn van toepassing is. Volgens deze bepaling zijn de lidstaten bevoegd om de Moeder-dochterrichtlijn niet toe te passen wanneer de vennootschappen niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaar een deelneming behouden welke recht geeft op de hoedanigheid van moedermaatschappij.
Lees ook het thema Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 2 mei