Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de gemeente bij de waardering van het paardenbedrijf van X de cultuurgrondvrijstelling had moeten toepassen.

X is eigenaar van een onroerende zaak, bestaande uit een woning met schuur, binnenbak, buitenbak, paardenboxen, losloopruimte en mestvaal. Verder maakt van de onroerende zaak deel uit een weiland dat wordt gebruikt voor ruwvoerwinning, beweiding en uitloop voor gemiddeld 12 tot 20 paarden. In geschil is of de gemeente bij het vaststellen van de WOZ-waarde ten onrechte de cultuurgrondvrijstelling niet heeft toegepast.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de gemeente bij de waardering van het paardenbedrijf van X de cultuurgrondvrijstelling had moeten toepassen. De rechtbank overweegt dat de wijze waarop het weiland wordt gebruikt (telen van het gras voor de ruwvoervoeding en het voeden van de paarden) is aan te merken als weidebouw in de zin van art. 7:312 van het BW. Verder is er sprake van bedrijfsmatige exploitatie van de grond, nu er gelet op alle samenhangende activiteiten sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid en tevens een winststreven. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 13 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen