Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de lening aan zijn bv niet ten laste van zijn inkomen kan afwaarderen. Volgens de rechtbank heeft X namelijk bij het verstrekken van de leningen aan de bv een debiteurenrisico gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen.

Belanghebbende, X, houdt middellijk de aandelen in A bv. X verstrekt in 2011 leningen aan A bv. In zijn IB-aangifte 2012 waardeert X de lening ten laste van zijn inkomen af. Volgens de inspecteur is afwaardering echter niet mogelijk, omdat er sprake is van een onzakelijke lening.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de lening aan zijn bv niet ten laste van zijn inkomen kan afwaarderen. Volgens de rechtbank heeft X namelijk bij het verstrekken van de leningen aan de bv een debiteurenrisico gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. De rechtbank acht daarbij van belang dat X geen zekerheden en geen voorwaarden voor aflossing heeft bedongen. Ook overweegt de rechtbank dat de bv ten tijde van de geldverstrekking geen zekerheden kon verstrekken, en verder ook de rente niet heeft uitbetaald maar heeft bijgeschreven op de rekening-courant. Daarnaast had A bv aanzienlijke negatieve winstreserves. Het feit dat er deels op de lening is afgelost, is niet van belang. Ten tijde van het verstrekken van de lening was uiterst onzeker of deze kon worden terugbetaald.. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema De terbeschikkingstellingsregelingen

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 april

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen