Rechtbank Gelderland beslist dat het behalen van een afnameverplichting in periode van drie jaren een eenmalige dienst is, omdat de vergoeding voorwaardelijk is. Door in drie jaar minimaal € 4.000.000 omzet bij de leverancier te genereren, vervalt de claim van de leverancier van eiser.

Bedrijf F heeft een vergoeding van € 8.467.141 aan eiseres in rekening gebracht, omdat eiseres in minder diensten heeft afgenomen dan is bedongen. Partijen sluiten een vaststellingsovereenkomst waarin wordt afgesproken dat bedrijf F haar dienstverlening aan eiseres voortzet. De claim komt te vervallen als eiseres tot eind 2017 voor minstens € 4.000.000 van bedrijf F afneemt. Daartoe moet eiseres maandelijks minimaal € 75.000 omzet bij bedrijf F genereren. In december 2017 blijkt dat eiseres voldoende diensten bij bedrijf F heeft afgenomen, zodat de claim vervalt. De Belastingdienst stelt dat sprake is van een doorlopende dienst die tenminste jaarlijks tot verschuldigdheid van BTW leidt en heft BTW na over 2016 en 2017.

Rechtbank Gelderland beslist dat het behalen van de afnameverplichting een eenmalige dienst is. Het vervallen van de claim is namelijk een voorwaardelijke vergoeding voor het behalen van de afnameverplichting. De dienst wordt in dat geval vervuld als duidelijk is dat de voorwaarde is vervuld. Kenmerkend voor doorlopende diensten is dat geen welomschreven eindresultaat wordt overeengekomen. De afnameverplichting is een welomschreven eindresultaat en dus een eenmalige dienst.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 13-5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 24 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen