Rechtbank Den Haag oordeelt dat de erfgename van mevrouw B de dividendbelasting ten onrechte heeft verrekend, ook al zou de winst van de bv betrekking hebben op de periode van voor het overlijden. De IB-navorderingsaanslag is dus terecht.
Mevrouw B overlijdt in 2014. Tot haar nalatenschap behoort een pakket aandelen, dat is gelegateerd aan twee schoonzussen. Volgens het testament komen de vruchten van de aandelen vanaf het overlijden aan hen toe. In februari, mei en november 2015 zijn door de bv dividenden beschikbaar gesteld. Hierover is € 4666 dividendbelasting ingehouden en afgedragen. De aandelen worden op 17 maart 2015 door de erfgenamen overgedragen aan de schoonzussen. Mevrouw X (belanghebbende) is één van de drie erfgenamen en verrekent in haar IB-aangifte over 2015 de € 4666 dividendbelasting. De inspecteur corrigeert dit door in 2017 een navorderingsaanslag aan X op te leggen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de dividendbelasting ten onrechte heeft verrekend, ook al zou de winst van de bv betrekking hebben op de periode van voor het overlijden van B. Bovendien is X slechts één van de erfgenamen, zodat zij niet de gehele dividendbelasting mag verrekenen. Daar komt nog bij dat X in IB-aangifte over 2015 ook geen inkomsten uit aanmerkelijk belang heeft verantwoord. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Dividendbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 8 augustus