Erflater, de heer A, overlijdt in 2005. Tot zijn nalatenschap behoren onder meer alle aandelen in Holding F bv. Deze aandelen zijn krachtens zijn testament voor gelijke delen gelegateerd aan de kinderen, waaronder belanghebbende (mevrouw X). A werkte tot 2000 bij een aan Holding F bv gelieerde vennootschap waarin een schildersbedrijf werd geëxploiteerd. Bij het overlijden van A behoren tot het vermogen van Holding F bv vijftien verhuurde panden. X beroept zich voor haar verkrijging op de bedrijfsopvolgingsregeling. Volgens Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur het beroep van X op deze regeling terecht afgewezen. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aan- en verkoopactiviteiten van de bv niet zo groot zijn dat sprake is van de uitoefening van een materiële onderneming. X stelt vergeefs dat A door zijn uitgebreide netwerk er voor zou hebben gezorgd dat kwalitatief goede panden werden aangeschaft. Voor zover X hiermee heeft willen stellen dat hierdoor een hoger rendement werd behaald dan bij normaal vermogensbeheer wordt dit verworpen, omdat dit niet aannemelijk is gemaakt. De werkzaamheden van A voor de bv behoren bovendien tot normaal vermogensbeheer. Het beroep van X is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 december