Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat Holding X bv voor de toepassing van het Belastingverdrag NL - Luxemburg in Nederland is gevestigd en belastingplichtig is. De kernbeslissingen ten aanzien van Holding X bv worden namelijk genomen door dga A in overleg met de belastingadviseur.
Dga A houdt via Stichting Administratiekantoor alle aandelen in belanghebbende, Holding X bv. Op 31 augustus 2010 wordt de bestuurlijke zetel van de holding verplaatst naar Luxemburg. De holding houdt alle aandelen in Y bv, een makelaarskantoor. Voor de jaren 2012, 2014 en 2015 dient Holding X bv VPB-nihilaangiften in. In 2015 - 2016 voert de inspecteur een onderzoek uit naar de vestigingsplaats van de holding en legt uiteindelijk VPB-aanslagen 2012 - 2015 op aan de holding. In de procedures over de aan Holding X bv opgelegde VPB-navorderingsaanslag 2011 (Rechtbank Gelderland, 1 juli 2021, AWB 19/5566, V-N 2021/49.2.4) en de A opgelegde IB-navorderingsaanslag 2011 (Rechtbank Gelderland, 1 juli 2021, AWB 19/4160, V-N 2021/44.2.7) oordeelt de rechtbank dat het overgrote deel van de kernbeslissingen van Holding X bv in Nederland wordt genomen en dat de feitelijke leiding van Holding X bv in Nederland ligt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat Holding X bv voor de toepassing van het Belastingverdrag NL - Luxemburg in Nederland is gevestigd en belastingplichtig is. De kernbeslissingen ten aanzien van Holding X bv worden namelijk genomen door A in overleg met de belastingadviseur. Dit gebeurt in het algemeen niet in Luxemburg. Hierbij overweegt de rechtbank ook dat de feitelijke leiding van Holding X bv bij A ligt en dat hij regelmatig in Nederland is. Verder blijkt uit de stukken dat materieel de beslissingsbevoegdheid bij A rust. De belastingadviseur geeft namelijk namens A opdrachten aan de formele directie in Luxemburg en die directie moet zich verantwoorden richting A. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de situatie in 2011 en is van mening dat er geen enkele reden is om te veronderstellen dat de verhouding tussen A, de belastingadviseur en het formele bestuur van Holding X bv in de jaren 2012, 2014 en 2015 anders is dan ten aanzien van het jaar 2011. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Editie: 13 september
Informatiesoort: VN Vandaag