A-G Wattel concludeert dat een fiscale-eenheidsbeschikking enkel het aanvangsmoment van de fiscale eenheid vaststelt en niet een fiscale eenheid contra legem tot stand doet komen.

X bv is opgericht in 2006. De aandelen in X bv worden gehouden door A bv en B bv, beide voor 50%. X bv drijft een groothandel in bouwmaterialen. X bv verbindt zich om te investeren in een schip. Hiertoe richt X bv E bv op. X bv neemt 179 aandelen en F ua neemt 1 aandeel. E bv sluit een participation agreement, een limited partnership agreement (cv) en een tax sharing agreement. Bij deze overeenkomsten is een conceptakte van verkoop van aandelen in E bv bijgevoegd. Naast het kapitaal stort X bv € 824.000 agio in E bv. X bv is daartoe gehouden op grond van de tax sharing agreement. Het bedrag aan agio is gelijk aan het door X bv genoten VPB-voordeel als gevolg van willekeurige afschrijving op het schip.

X bv en E bv verzoeken op 25 februari 2011 de inspecteur om vanaf de oprichtingsdatum van E bv een fiscale eenheid voor de VPB te vormen. De inspecteur geeft de beschikking voor de fiscale eenheid op 21 maart 2011 af. In de term sheet en de participation agreement is bepaald dat F ua op 1 april 2011 de aandelen E bv koopt van X bv. De koopprijs is in de overeenkomsten al gedefinieerd.

De inspecteur stelt de aanslag VPB 2010 vast overeenkomstig de aangifte. In 2015 start de Belastingdienst een onderzoek naar de scheepvaart-cv. Aan de hand van dat onderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat X bv niet ten minste 95% van het economisch eigendom van de aandelen E bv bezit en dat de fiscale eenheid VPB daarom nooit heeft bestaan. De inspecteur legt een navorderingsaanslag VPB 2010 op. X bv maakt bezwaar, gaat in beroep en vervolgens in hoger beroep. De staatssecretaris stelt beroep in cassatie in.

A-G Wattel concludeert dat niet ter zake doet of een fiscale-eenheidsbeschikking kan worden herzien. Zodra niet langer aan de voorwaarden voor het vormen van een fiscale eenheid wordt voldaan, verbreekt de fiscale eenheid. Indien nooit aan de voorwaarden is voldaan heeft de fiscale eenheid nooit bestaan, tenzij X bv gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen aan de beschikking. De beschikking doet volgens de A-G dus in beginsel niet contra legem een fiscale eenheid ontstaan. De beschikking stelt enkel het aanvangsmoment van de fiscale eenheid vast om daaromtrent rechtszekerheid te bieden.

De A-G adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen om de feiten vast te laten stellen voor een correcte maatstaf van de vertrouwensleer.

Lees ook het thema: Fiscale eenheid: een dynamisch regime binnen de Vpb.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.34

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 26 juli

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

74

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen