X is fysiotherapeut. In 2006 - 2007 wordt hij benaderd door de bank om een health-center op te zetten. De bank verstrekt vervolgens een lening van € 4,5 mln aan het concern van X, onder de voorwaarde dat X zelf € 0,5 mln inbrengt. In verband met de investering in nieuwe inventaris en apparatuur, verstrekt de bank vervolgens nog eens een lening van € 0,6 mln. Omdat de bv van X niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen, wordt de exploitatie van het health-center beëindigd. In zijn IB-aangifte 2013 waardeert X de lening van € 0,5 mln aan zijn bv af naar nihil. De inspecteur accepteert deze afwaardering niet, omdat er volgens hem sprake is van een onzakelijke lening.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de lening die X aan zijn bv heeft verstrekt onzakelijk is. Het hof acht daarbij van belang dat de bank slechts een lening van € 4,5 mln wilde verstrekken en dat X dan zelf nog een aflossingsvrije en achtergestelde lening van € 0,5 mln moest verstrekken. Voor de door X verstrekte geldlening resteerde daardoor feitelijk geen enkele zekerheid. Verder stelt het hof vast dat de geldlening door X werd verstrekt op een tijdstip waarop de bv een aanzienlijk negatief eigen vermogen had. X kan het verlies op de lening dan niet ten laste van zijn inkomen brengen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 29 januari