Aan belanghebbende, X, zijn voor de jaren 2002 en 2003 aanslagen IB/PVV opgelegd met correcties en boeten omdat de naam van X voorkomt op een microfiche met rekeninghouders bij de KB-LUX bank. Over de jaren 1990 tot 2000 is vanwege het microfiche reeds geprocedeerd tot aan de Hoge Raad en in die procedure zijn de aanslagen voor wat betreft de hoogte van de belasting onherroepelijk vast komen te staan (HR 25 november 2011, nr. 10/03348, V-N 2011/62.23.9). Er volgt eveneens bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatieberoep over de aanslagen 2002 en 2003. Het geschil betreft de vraag of de bewijslast in 2002 en latere jaren nog steeds mag worden omgekeerd en verzwaard op basis van een vermoeden dat is ontleend aan de gegevens op het microfiche die dateren uit 1994.
Advocaat-generaal Niessen gaat in een conclusie in op de vraag hoe lang informatie van een microfiche houdbaar is als bewijs. Eerst merkt de a-g op dat de feitelijke oordelen dat X een rekening heeft gehad, dat daar mogelijk nog andere rekeningen aan gekoppeld zijn en dat daar nog steeds een tegoed op staat, allen berusten op het microfiche. De in belanghebbendes geval toegepaste bewijsketen gaat in wezen uit van de gedachte dat X in de beste positie verkeert om te bewijzen hoe de feiten werkelijk zijn. Aan X kan worden toegegeven dat bewijs leveren van wat niet is, in de regel lastig is. Dat neemt niet weg dat X de bank kan verzoeken te verklaren dat hij geen cliënt van de bank is. Zou de bank verklaren dat dergelijke verzoeken niet worden gehonoreerd, dan zou de feitenrechter daaruit althans kunnen afleiden dat X in een onmogelijke bewijspositie verkeert. Uit de vastgestelde feiten en het dossier blijkt echter niet dat X in de onderhavige procedure op genoemde of andere wijze heeft getracht bewijs voor zijn stelling te leveren. Een en ander neemt niet weg dat de bewijsvoering die aan de onderhavige aanslag ten grondslag ligt, niet strikt sluitend is en dat de kracht van het bewijs voor latere jaren steeds verder afneemt. Naar het de A-G voorkomt ligt het op de weg van de feitenrechters om te beoordelen wanneer de keten te zwak wordt om het bewijs nog te dragen. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep van X.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 13 september