Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat X geen recht heeft op de alleenstaande ouderkorting omdat hij tot december 2012 een partner had.

Belanghebbende, X, is gehuwd met A. Op 23 april 2012 is A op een ander adres gaan wonen. De minderjarige dochter blijft op het adres van X wonen. In december 2012 hebben X en A een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank. In de aangifte ib/pvv over het jaar 2012 verzoekt X om de alleenstaande ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting. Bij de vaststelling van de aanslag ib/pvv corrigeert de inspecteur de (aanvullende) alleenstaande ouderkortingen. X gaat, nadat zijn bezwaar is afgewezen, in beroep.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant staat vast dat pas in december 2012 een verzoek tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank. Gelet op artikel 5a AWR had X dan tot die datum een partner met als gevolg dat hij niet in aanmerking komt voor de alleenstaande ouderkorting van artikel 8.15, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001. De aanvullende alleenstaande ouderkorting is in het jaar 2012 afgeschaft. Dus daar bestond in dat jaar sowieso geen recht op. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 5a

Wet inkomstenbelasting 2001 8.15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 22 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen