Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de hypotheekrente voor het appartement in de jaren 2014 - 2016. Het appartement vormt in die jaren geen eigen woning voor X.
Belanghebbende, X, is eigenaar van een appartement. Op dit adres staat hij ook ingeschreven in de BRP. In 2013 trouwt X met C. C staat ergens anders ingeschreven. Van 1 november 2013 tot 31 december 2016 staan D, haar dochter en een pleegzoon op het adres van het appartement ingeschreven. X brengt de door hem betaalde hypotheekrente voor het appartement in aftrek in zijn IB-aangiften 2014 - 2016. Naar aanleiding van een onderzoek van de sociale recherche naar D en haar partner, F, legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. Volgens de inspecteur vormt het appartement namelijk geen eigen woning voor X.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de hypotheekrente voor het appartement in de jaren 2014 - 2016. Het appartement vormt in die jaren geen eigen woning voor X. Uit het onderzoek van de sociale recherche blijkt dat X heeft verklaard dat de woning door zijn vader wordt verhuurd en dat hij er zelden komt. Na de aankondiging van de inspecteur dat hij een onderzoek gaat instellen, wijzigt X zijn verklaring en stelt hij dat hij het grootste deel van de week, inclusief de weekenden, in het appartement verblijft en een kamer verhuurt aan D en haar dochter. Aangezien buurtbewoners niets over de aanwezigheid van X hebben verklaard, X in 2013 is getrouwd met C en in het oosten van het land werkt, is het niet aannemelijk dat de woning X als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan en D met haar gezin slechts één kamer bewoont. De aanslagen blijven in stand. De vergrijpboetes worden verminderd naar 25%. De rechtbank acht opzet niet bewezen.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 3.110
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 15 juni